Verlos mij, Tyler

Het kind ging samen met de engel op weg en de hond kwam achter hen aan. Het is een zin die in de Bijbel staat. Het is een zin uit het boek Tobias, in de Bijbel. De Bijbel is een boek dat gemaakt is van een heleboel boeken, en in elk daarvan een heleboel zinnen, en in elke zin een heleboel sterren, olijfbomen en fonteinen, ezeltjes en vijgenbomen, graanvelden en vissen – en de wind, overal de wind, het paars van de avondwind, het roze van de ochtendwind, het zwart van zware stormen. De boeken van vandaag zijn van papier. De boeken van gisteren waren van huid. De Bijbel is het enige boek van lucht – een zondvloed van inkt en van wind. Een onverstandig boek, dat de weg kwijt is, even verdwaald in zijn bladzijden als de wind op de parkeerplaatsen van supermarkten, in de haren van vrouwen, in de ogen van kinderen. Een boek dat onmogelijk tussen twee kalme handen te houden valt voor een wijze, afstandelijke lezing: het stijgt meteen op, laat het zand van zijn zinnen door je vingers glijden.

Dit zijn de eerste zinnen van het boek ‘Le très bas’ van Christian Bobin. Ik las ze toen ik zestien was. Het waren denk ik de eerste woorden die mij in vervoering brachten. Een combinatie van herkenning, de opening van nieuwe perspectieven, en een poëtische woordkeuze die totaal nieuw voor mij was en mij volledig meezoog. Woorden die veel meer zeiden dan de woorden alleen. Ik moest denken aan een uitleg die een van de broeders – ik was destijds in Taizé – mij over het zingen van psalmen had gegeven. De recitatie van een psalm bestaat meestal maar uit één of een paar zinnen, maar die ene zin verwijst naar de psalm als geheel, naar de schrijver, naar de aanklacht, naar de universele ervaring van pijn of geluk van misschien wel de hele mensheid. Op diezelfde manier verwezen deze woorden naar een basiservaring van mijn leven, al kon ik niet zo goed uitleggen welke.

Sinds die eerste ervaring kregen lezen en taal een andere plaats in mijn leven. Ineens kon ik mij enorm storen aan iemand die de Bijbel – of welk boek dan ook, voor mij zijn er vele van wind – wist uit te leggen. Het was alsof ieder woord dat werd toegevoegd afbraak deed aan de tekst, iedere uitleg het leven eruit zoog, de tekst kapotmaakte, doodmaakte – een ervaring die zich daarna uitbreidde naar het hele leven, maar laten we niet meteen teveel afwijken.

En nu sta ik hier om jullie iets over een boek te vertellen dat mij geraakt heeft. Een boek dat mij weer opnieuw die ervaring gaf van meegezogen worden, van overstijging, van woorden die uitdrukken wat niet in woorden te vatten valt. Wil ik dat wel? Wat moet ik jullie gaan vertellen als ik zo’n hekel heb aan het uitleggen van verhalen? Wéér moet ik denken aan Taizé. Een Nederlandse theologiestudent die daar voor langere tijd vrijwilliger was, was tijdens de eerste ontmoeting met zijn contactbroeder met een dikke studiebijbel aan komen zetten, klaar om zijn bijbelkennis verder te gaan verdiepen. De broeder had de bijbel aan de kant gelegd en gezegd: “Daar ga je thuis maar weer mee verder, hier in Taizé gaan we kijken wat de teksten in de bijbel jou te zeggen hebben.”

Op een vergelijkbare manier wil ik jullie graag over dit boek vertellen. Geenszins de pretentie hebbend een kenner te zijn die jullie onwetenden het verhaal uitlegt. Het is nog maar de vraag of ik überhaupt iets zal verhelderen vanavond. Ook hoop ik verre te blijven van een ‘samenvatting’ die objectief pretendeert te zijn, maar dat toch nooit is. Elke zin die uit het verhaal wordt weggelaten is een keuze, maakt het verhaal minder compleet. Ik kan jullie het verhaal niet vertellen. Als een boek van wind, als zand dat tussen je vingers doorglipt, maar dat desalniettemin iets betekent, mij in beweging zet, een storm die door mijn leven raast en dingen door de war schopt. Ik zal jullie niet vertellen hoe de wind werkt, over luchtdruk en windkracht. Maar ik zal jullie het geluid laten horen van de omgewaaide fietsen, de rimpels in het water, het geritsel van de bladeren, de gedachten die verdwenen zijn voor je ze wel en goed kunt grijpen, het extatische schreeuwen van vechtende mannen in een kelder. Ik zal jullie het geluid laten horen van Fight Club.

Succes

You are not a beautiful and unique snowflake. You are the same decaying organic matter as everyone else, and we are all part of the same compost pile.

“Waarom heb je dat op je achtergrond staan?” vroeg mijn studiegenoot me. Ze was oprecht boos, persoonlijk aangevallen.

‘I am the all-singing, all-dancing crap of this world,’ the space monkey tells the mirror. ‘I am the toxic waste by-product of God’s creation.’

“Ik snap het niet, het is toch juist een wonder dat we hier rondlopen? We zijn toch juist heel bijzonder?”

Ik denk dat ik een van deze zinnen op mijn arm ga laten tatoeëren.

‘We are the middle children of history, raised by television to believe that someday we’ll be millionaires and movie stars and rock stars, but we won’t. And we’re just learning this fact,’ Tyler said. ‘So don’t fuck with us.’

Ik deed eens mee aan een workshop voor beginnend zelfstandig ondernemers. Ik was toen webdesigner. Een koppel fanatieke aanhangers van het succesevangelie begeleidde de workshop, ze waren onze ‘coaches’, rechtstreeks van het beeldscherm van Amerikaanse televisie gestapt. We moesten onze sterke kanten opschrijven. Die moesten we vervolgens gaan verkondigen. Pitchen noemden zij het, net als dat ze zichzelf geen evangelisten noemden. Ik zei dat ik webdesign heel leuk vond en er veel plezier uithaalde om iets moois te maken. Maar dat was voor de coaches niet genoeg. Je bent er goed in! Je gaat klanten overtuigen dat jij de beste koop bent! Maar ik ben er niet echt goed in, en ook vast niet de beste koop. De eerste keer dat ik een poster voor een klant ontwierp moest ik googlen wat CMYK betekende. Ik vind het gewoon leuk en ik zie wel hoe het loopt.

Ik hou van openheid, van het leven laten gebeuren. De coaches niet.

Ik wil liever niet een van de beste zijn, dat is zoveel gedoe. Laat mij maar gewoon een beetje aanrommelen.

Bovendien, ‘de beste’, dat betekent dat er ook een slechtste is. En een heleboel ertussenin. Waarom zou je dat willen? Ik hoef helemaal geen rangorde in de mensheid aan te brengen. Kunstmatige zekerheid. Ik houd daar niet van. De coaches wel.

Zekerheid

You buy furniture. You tell yourself, this is the last sofa I will ever need in my life. Buy the sofa, then for a couple years you’re satisfied that no matter what goes wrong, at least you’ve got your sofa issue handled. Then the right set of dishes. Then the perfect bed. The drapes. The rug.

Het leven is chaos. Diep vanbinnen weten we dat allemaal, maar we willen het niet weten. We besteden liever ons hele leven aan het wegwerken van de chaos dan alleen al met de gedachte te durven spelen dat die chaos misschien het leven zou kunnen zijn.

We zijn verslaafd aan controle. Kijk eens hoe goed ik mijn leven in de hand heb. De kleur van de bank matcht met de groentinten in het schilderij. De facturen netjes in op jaartal gesorteerde mappen achterin de archiefkast. Het glaswerk compleet. Wel je glas op de onderzetter hè, die vlekken zijn er niet uit te krijgen!

Deliver me from Swedish furniture.
Deliver me from clever art.
May I never be complete.
May I never be content.
May I never be perfect.
Deliver me, Tyler, from being perfect and complete.

Iemand zei: “Ik haat ‘Under the bridge’ van de Red Hot Chilli Peppers. Altijd als ik het hoor, denk ik: ‘Waarom heb ik dit niet geschreven?’”

Ik haat Fight Club.

It took my whole life to buy this stuff

De verteller haat zijn leven. Hij haat de bij elkaar passende IKEA-kastjes. Hij haat de kommetjes met imperfecties, bewijs dat ze zijn gemaakt door de oorspronkelijke stammen van weet-ik-waar. Maar hij kan niet meer zonder. Het geeft hem de zekerheid die het enige antwoord is op de chaos van het bestaan.

Ik droom er wel eens van… wat als mijn huis in de fik zou vliegen? Mijn macbook met grappige avatarsticker die precies zo past dat het oplichtende appeltje nu de oplichtende pijl op zijn hoofd is. Het mooie donkere eikenhouten bureau dat mijn opa nog gemaakt heeft. Mijn backup-schijf met netjes op jaar gesorteerde archief. De boeken die zo imposant een halve muur vullen. Wat nou als dat allemaal door één grote gasexplosie door m’n raam naar buiten zou vliegen?

Een opluchting. Maar ik moet er niet aan dénken.

Net als de verteller.

En nu? Nu vliegt zijn Rislampa/Har papieren lamp gemaakt van ijzerdraad en klimaatvriendelijk ongebleekt papier als confetti door de straat. Zijn Njurunda koffietafels – in de vorm van een limoengroene yin en oranje yang die samenpassen om een cirkel te maken – zijn nu splinters.

Hij moest er niet aan denken. Maar nu… ja, wat nu? Een opluchting?

Tyler bellen.

Wat zou ik doen? Om eerlijk te zijn, ik denk zo snel mogelijk back to normal. Wat eenvoudiger leven, noodgedwongen, voor een tijdje. Verlost van de interessante boekenkast, van m’n goed samenwerkende apparaten, van m’n stapels papieren die ooit nog wel eens van pas zouden kunnen komen. Maar ja, ik heb toch een laptop nodig hè? En dan kun je maar beter meteen een goeie kopen waar je weer een paar jaar mee vooruit kunt. En voor je het weet is alles weer bij het oude.

De verteller belt Tyler.

Ik zou het kunnen doen. In een vlaag van verstandsverbijstering, ja toch? Alles wat ik heb, maar dan ook echt alles, verkopen, verbranden, uit het raam flikkeren tijdens een flinke regenbui. In een waas van alcohol, drugs, out of my mind. Ik zou het kunnen doen.

If I could wake up in a different place, at a different time, could I wake up as a different person?

De verteller belt Tyler.

Tyler heeft geen IKEA-meubels, maar een oud en lekkend huis op een industrieterrein. Tyler heeft enorme stapels oude magazines van de vorige bewoners. Tyler heeft elektriciteit die niet veilig is om te gebruiken als het regent.

De hemel

De verteller ontmoette Tyler Durden tijdens een van zijn zakenreisjes, op een naaktstrand. Tyler was met boomstammen aan het sjouwen en zette ze in bepaalde hoeken rechtop in het zand. De schaduw die het wierp zou één minuut, precies om half vijf, een perfecte hand zijn. En één perfecte minuut lang zat Tyler in de palm van een perfectie die hijzelf had geschapen.

One minute was enough, Tyler said, a person had to work hard for it, but a minute of perfection was worth the effort. A moment was the most you could ever expect from perfection.

Mijn CKV-lerares legt het verschil uit tussen het christelijke en het humanistische wereldbeeld. Voor mensen die in de hemel geloven, is het leven hier op aarde slechts een voorspel.

Wat is er mis met voorspel, denk ik.

Alles wat je in dit leven doet, doe je om later in de hemel te komen. Je moet je goed aan de regels houden en het leven op aarde is misschien niet altijd leuk, maar het is het waard, want later, ooit zul je in de hemel belanden.

Het lijkt wel school, denk ik. Werken en je aan de regels houden om later in de hemel te komen.

Domme koe, denk ik. Je snapt niks van de bijbel.

Is dit nu later? Is dit nu later als je groot bent? Een diploma vol met leugens, waarop staat dat je de waarheid kent

– Stef Bos

De hemel bestaat nog steeds, maar is verhuisd. De hemel, dat is je diploma halen. De hemel is een goede baan. De hemel is het moment waarop ik alle shit in mijn leven eindelijk heb opgeruimd. De hemel is het weekend, elke week weer. De hemel is het geile gespierde lichaam dat ik ooit zal hebben.

We hebben geen priesters meer nodig, we hebben leraren, coaches, psychologen, om te bemiddelen tussen ons en de hemel.

Verlos mij, Tyler, van de hemel.

Hoop

This was freedom. Losing all hope was freedom.

Ik was zestien en ik werd betoverd door de woorden van Bobin. De woorden over de jongen en de hond en de bijbel, over de wind. De betovering was een belofte, een hint van een wereld die ik nog niet kende, een blik in de hemel. De belofte van een antwoord dat ik misschien nog niet helemaal kon verstaan, maar dat wel degelijk bestond.

Het antwoord fluisterde: er is een wereld die mooier is dan deze.

En ik liep achter het antwoord aan door de wereld, langs Vipassana-retraites, langs Taizé, langs talloze boeken, langs Thich Nhat Hanh, avonden mantrazingen, tantraworkshops, ging maandenlang naar een baptistenkerk, bezocht een Amerikaanse monnik die in een grot in Thailand leefde, maar het antwoord vond ik niet.

Ik dacht: als de wereld nou eens onder mijn voeten in elkaar zou storten, dán zal ik het antwoord zien. Dán zal ik het licht buiten de grot kunnen verdragen, dán zal ik het leven begrijpen.

En de wereld stortte in. En ik keek om me heen. En ik zag duisternis, niets dan duisternis.

This was freedom. Losing all hope was freedom.

De verteller lijdt aan slapeloosheid. Wie aan slapeloosheid lijdt, is nooit helemaal wakker, en nooit helemaal in slaap. De dokter zegt: stel je niet aan. Wil je echte pijn zien? Ga dan eens langs bij de lotgenootgroepen van kanker of hersenparasieten. Dát is pijn.

En daar, snikkend tussen de tieten van Bob, temidden van de mensen die binnen een jaar dood zullen gaan, die ervan uitgaan dat hij ook binnen een jaar dood zal gaan, waar alle hoop verloren is, daar vindt hij vrijheid.

Alle hoop verliezen is vrijheid.

Verlos mij, Tyler, van de hemel.

En de verteller belt Tyler.

Tylers werk is het verwisselen van filmrollen in de bioscoop. Zestig beelden per seconde. Verwissel een van die beelden door een beeld uit een pornofilm, een close-up van een paarse, kloppende stijve pik, en niemand heeft het door. Maar achteraf voelen de bezoekers zich naar. Kinderen huilen. Mensen geven over in de wc. Dat is Tylers werk.

Zelfverbetering

It used to be enough that when I came home angry and knowing that my life wasn’t toeing my five-year plan, I could clean my condominium or detail my car. Someday I’d be dead without a scar and there would be a really nice condo and car. Really, really nice, until the dust settled or the next owner. Nothing is static. Even the Mona Lisa is falling apart. Since fight club, I can wiggle half the teeth in my jaw.

De verteller trekt bij Tyler in. “Ik wil dat je één ding voor me doet,” zegt Tyler. “Sla me zo hard als je kunt.” En zo begint Fight Club.

Ik zou alles weer zo snel mogelijk bij het oude willen hebben.

De verteller belt Tyler.

Maybe self-improvement isn’t the answer.
Maybe self-destruction is the answer

De hele samenleving is erop ingericht om onszelf te ontwikkelen, verbeteren, ontplooien. Realiseer je potentieel! Maak je dromen waar! Getting Things Done. Vijfjarenplan. Prioriteiten stellen. Al die onzin.

Combined with water, lye heats to over two hundred degrees, and as it heats it burns into the back of my hand, and Tyler places his fingers of one hand over my fingers, our hands spread on the lap of my bloodstained pants, and Tyler says to pay attention because this is the greatest moment of my life. “Because everything up to now is a story,” Tyler says, “and everything after now is a story.”
This is the greatest moment of our life.

Fuck het vijfjarenplan, dit is het echte leven! Rondvliegende tanden, brandende chemicaliën op je hand.

Zou ik het kunnen? In een vlaag van verstandsverbijstering? Zou ik het willen?

Een overweging bij Fight Club, voorgedragen bij 'Voor het stappen gaan' op vrijdag 12 februari 2016


You'll only receive email when they publish something new.

More from Een Padvinder
All posts