Samenleven met vluchtelingen in de Hoogstraatgemeenschap
November 1, 2015•1,810 words
De Hoogstraatgemeenschap in Eindhoven – vier oudere zusters en een echtpaar – biedt al meer dan dertig jaar een thuis aan asielzoekers. “Vluchtelingen zijn mensen met capaciteiten, mensen die mens mogen zijn, van wie ook wij iets kunnen leren.”
We eten pizza shoarma – kipshoarma, Shan eet geen varkensvlees – met bakjes knoflooksaus, want “de bezorger zei dat dat erbij hoort”. Ik ben te gast bij de Hoogstraatgemeenschap in Eindhoven en deel de tafel met de vaste bewoners van de leefgroep – vier oudere zusters en een echtpaar – en de 23-jarige vluchteling Shan. “Gewoonlijk eten we dit niet hoor, we koken meestal zelf en gebruiken zoveel mogelijk lokale of biologische producten, maar vandaag kwam het er even niet van.” Het is typerend voor de gemeenschap: de eigen waarden en tradities zijn belangrijk, maar mogen niet in de weg staan van aandacht, gastvrijheid en gerechtigheid, want uiteindelijk draait het om de medemens. Vanuit deze visie verwelkomt de gemeenschap al sinds haar oprichting in 1983 vluchtelingen. Bewoner Gerard van de Ven is daar stellig over: ”Samenleven heelt.” Dat ‘helen’ werkt twee kanten op. Vluchtelingen hebben een stevige basis, een veilig thuis nodig om weer een leven op te kunnen bouwen. “Maar ook onze levens zijn er rijker op geworden. Wanneer je met mensen van de andere kant van de wereld samenleeft, moet je steeds weer je eigen ideeën opnieuw bevragen, je open stellen, je kunt niet klakkeloos verder leven zoals je altijd deed. Het zijn de vluchtelingen die ons leerden gastvrij te zijn, die onze ogen openden voor gerechtigheid. Iemand zei ooit tegen ons: ze zijn de waarborg voor jullie spiritualiteit.”
Het verhaal van Shan
Op dit moment woont de leefgroep samen met een gezin uit Zuid-Rusland en de 23-jarige Shan uit Bangladesh. Ik heb inmiddels veel gelezen en gezien over vluchtelingen, maar naast een gevluchte leeftijdsgenoot aan tafel zitten maakt indruk. Deze jongen had een vriend van me kunnen zijn, maar terwijl ik studeer, feest en werk, zit hij hier z’n tijd te verdoen in afwachting van de procedures. “Ik ben straks vijf jaar verder, en ik heb alleen maar afgewacht, vijf verloren jaren.”
Shans verhaal begint in Birma. Hij behoorde tot een etnische minderheid die het steeds zwaarder te verduren kreeg en toen hij twee jaar oud was, vluchtte zijn moeder met hem naar Bangladesh. Ook daar was het leven als ‘buitenstaander’ echter niet eenvoudig en werden ze gediscrimineerd. Toen zijn moeder overleed, was er voor hem niets meer in Bangladesh om voor te leven, en waagde hij de vlucht, de zee over. Hij wist niet waarheen en of hij het zou overleven, hij wilde alleen maar weg, weg van Bangladesh.
En nu is hij dus hier, illegaal. Hij mag niet werken, niet naar school, heeft geen familie meer. Ik zou zelf denk ik stilletjes in een hoekje kruipen, maar Shan weigert dat. Hij leert Nederlands, gaat naar de moskee en zoekt sociale contacten. “Als ik hier de hele dag blijf zitten, word ik alleen maar depressief.” Ik moet denken aan de asielzoekers die in grote centra op elkaar gepropt zitten en geen kant op kunnen; zij hebben geen mogelijkheden om er iets van te maken, alleen de mogelijkheid om te wachten. Hoe droevig Shans situatie ook is, en hoe weinig de gemeenschap misschien ook voor hem kan doen, hier krijgt hij in ieder geval de kans om mens te zijn en dat is misschien wel het belangrijkste dat je iemand kunt geven.
Lange lijst
Dat dit werkt, laat de lange lijst ex-bewoners (ruim 150) zien, waarvan verschillenden nog regelmatig op zondagavond aan tafel schuiven. Ze hebben bijna allemaal – in Nederland of elders – een plek in de samenleving gevonden. Vol trots vertellen de zusters over de dochter uit een gezin dat hier in 1994 aankwam, die nu jurist is voor straatkinderen in Angola. En de eerste vluchteling die ooit bij de zusters introk werd later een van de oprichters van Stichting Bambale, die zich door middel van kleinschalige ontwikkelingsprojecten inzet voor de kansarme bevolking van Congo.
Daarbij wijst zuster Bets erop dat dit ‘succes’ niet het doel is, de gemeenschap is geen integratieproject. Het samenleven is een doel in zichzelf, maar dat daar zoveel moois uit voortkomt, laat zien hoe waardevol het is voor zowel de vaste bewoners als hun gasten. Zuster Theofrida: “Je kunt vluchtelingen niet alleen maar zien als hulpbehoevenden, het zijn mensen met capaciteiten, mensen die mens mogen zijn, van wie wij ook iets kunnen leren. Kijk naar Shan, hij is alles kwijt, maar blijft optimistisch, blijft zich inzetten voor een beter bestaan."
Nooit voor de lol
Hoewel de bewoners liever de handen uit te mouwen steken in plaats van klagen over alles wat er niet goed is aan de samenleving, ontkomen we er niet aan het over de mankementen van de Nederlandse samenleving te hebben. Juist wanneer je je zo aan de randen van de samenleving beweegt, zie je ook hoe het er daar uitziet, en dat is niet altijd mooi. Zuster Véronique: “Er was een tijd dat illegalen door de politie van de straat werden geplukt. Dan werden we weer gebeld dat er iemand in Zeist of Tilburg vast zat en dan gingen we op bezoek. Vreemdelingendetentie is een van de droevigste dingen die ik ooit heb gezien. Iemand die eerst nog bij je in huis woonde, wordt ineens als een crimineel behandeld, alleen maar omdat hij of zij geen papieren heeft.”
De roep om meer soberheid in de vluchtelingenopvang is voor de gemeenschap onbegrijpelijk: “We zijn weleens op gezinslocaties geweest. Daar zitten meerdere gezinnen in één ruimte, er is totaal geen privacy, er is niets te doen. Dat is heel ontmoedigend om te zien. We zouden juist moeten zoeken naar manieren om de opvang menselijker te maken, ze laten studeren of werken bijvoorbeeld.” Bovendien is het ontmoedigen of tegenhouden van vluchtelingen geen oplossing. Die kunnen we pas vinden als we kijken naar het grotere plaatje. “We denken vaak veel te simplistisch. Nederland steekt tonnen in Frontex om boten tegen te houden, maar we vragen ons niet af waarom mensen in eerste instantie op die boten stappen. Vluchten doe je nooit voor je lol. Nederland is een van de rijkste landen ter wereld, maar we dragen T-shirts van vier euro die elders voor een hongerloontje worden geproduceerd. Dat is gewoon slavenarbeid. En als mensen dan op zoek gaan naar een beter leven, noemen we ze gelukszoekers en gooien we ze het land weer uit.”
"Een goed hart alleen is niet genoeg."
Culturele verschillen
Dat de gemeenschap vol overtuiging vluchtelingen opvangt, betekent niet dat dat altijd eenvoudig is. Culturele verschillen vormen soms een drempel. Zuster Albertha: “Dat was in het begin wel lastig, en soms nog steeds wel. Het scheelt dat sommigen van ons een langere tijd in het buitenland hebben gewoond, daardoor weten we hoe het is om in een vreemde cultuur terecht te komen. Ook scheelde het dat de eerste twee vluchtelingen die bij ons kwamen wonen erg open waren. We praatten heel veel met elkaar, dan weet je wat er speelt.” Maar het gaat niet altijd vanzelf. “Er woonde hier een tijdje een Turkse vrouw die veel waarde hechtte aan eten en koken, de dingen moesten precies op haar manier. Daar moet je dan een goede weg in zien te vinden die voor iedereen in huis werkt.” Ook ideeën over opvoeding verschillen sterk per cultuur. “Het is dan goed om je plaats te weten. Wij zijn hier niet om moedertje te spelen, we bieden ze een thuis. Dat betekent óók dat je je gasten de ruimte geeft hun eigen leven te leven. Vooral gezinnen hebben vaak veel behoefte aan een eigen plek om zich terug te trekken.”
Elkaar vertrouwen
‘Je plaats weten’ gaat ook over de plaats van geloof in het samenleven. De leefgroep staat zelf in de katholieke traditie, maar de vluchtelingen komen uit de meest uiteenlopende tradities. Zuster Bets: “Natuurlijk praten we er met elkaar over, maar echte geloofsgesprekken kunnen we niet voeren, daarvoor heb je geloofsgenoten nodig. Gelukkig heeft Shan in de Surinaamse moskee een fijne plek gevonden.” Of hij het niet moeilijk vind om met christenen samen te wonen? Hij lacht: “Moeilijk? Nee! Het is net als samenleven in een land, maar dan in het klein. Geloof zit vanbinnen. Als je jezelf en je eigen geloof respecteert, respecteer je vanzelf ook anderen en hun geloof. Samenleven gaat dan vanzelf.” Zuster Albertha bevestigt die vanzelfsprekendheid: “Als ik moet koken, zorg ik altijd dat er iets zonder varkensvlees is, daar denk ik niet eens meer over na.”
Echt moeilijk wordt het wanneer mensen aan hun vlucht ernstige trauma’s of andere psychische problemen overhouden. “Veel mensen zijn gevlucht voor oorlog of zijn familie kwijtgeraakt. We hebben een keer een man gehad die schreeuwend op straat het verkeer stond te regelen ‘omdat de kolonel eraan kwam.’ Op zulke momenten moet je accepteren dat je niet alles zelf kunt doen, een goed hart alleen is niet genoeg, je moet ook op een bredere kring terug kunnen vallen en weten waar jouw eigen mogelijkheden eindigen.”
Het belangrijkste echter — dit wordt benadrukt — is elkaar vertrouwen. Gerard: “We geven ze altijd meteen de eerste dag de sleutel van het huis, dat vertrouwen is nog nooit beschaamd, er is nooit misbruik van gemaakt.”
KADER: ‘Een dak boven vele hoofden’
In 1983 trokken vier vrouwelijke religieuzen, lid van de congregatie van de Zusters van Schijndel in het oude Gestelse klooster in Eindhoven. Het veel te grote gebouw werd direct goed gebruikt. De oude school begon als fietsenwerkplaats en werd al snel een veilige thuishaven voor zwerfjongeren. Het verwelkomen van mensen uit andere landen was – mede doordat enkele zusters een tijd in het buitenland hadden verbleven – een bijna logisch vervolg en hetzelfde jaar nog vonden de eerste vluchtelingen hun weg naar de gemeenschap.
Het was een andere tijd. Het woord asielzoekerscentrum, tegenwoordig zo vanzelfsprekend dat we alleen nog maar de afkorting azc gebruiken, bestond nog niet. Vluchtelingen werden kleinschalig door particulieren of gemeenten opgevangen. In 1987 veranderde dat met de invoering van de Regeling Opvang Asielzoekers. Er klopte een advocaat bij de zusters aan omdat een cliënt van hem geen asiel had gekregen. Er waren fouten gemaakt in de procedure die hersteld moesten worden, en de ‘uitgeprocedeerde’ (ook zo’n nieuw woord) had een tijdelijk onderkomen nodig. Vanaf dat moment werd de gemeenschap een thuis voor uitgeprocedeerde asielzoekers.
Het klooster werd in de loop der jaren ‘een dak boven veel hoofden’, waaronder Vluchtelingen in de knel en vijf andere organisaties. De leefgroep werd in 2003 uitgebreid met het echtpaar Anneke en Gerard van de Ven, om een stabiele en continue factor binnen het klooster te garanderen. Op dit moment is de gemeenschap op zoek naar een nieuwe groep bewoners die de kernwaarden op een eigentijdse manier wil voortzetten.
Meer info: www.hoogstraatgemeenschap.nl
Verschenen in Volzin nr. 11, 2015