Het land van de goden
September 1, 2018•422 words
Het is koud en zonnig in Asgard, het land van de goden, alsof het altijd zo is, alsof de seizoenen op deze hoogte geen invloed hebben. Onder mij drijven de wolken, daaronder de bomen en dieren. Nog verder naar beneden zijn de campers met schreeuwerige kinderen en mannen met bierbuiken op campingstoeltjes. Maar hierboven goddank niets van dat alles. Slechts zon, stenen, ijs. Hier ontspringen de rivieren die beneden machtige fjorden vormen, hier is de grond bedekt met glinsterende mineralen, de botten van oerreus Ymir, de bouwstenen waarmee de goden de aarde maakten. Het leven beneden, het geploeter van de mensen, het lijkt vanaf hier niet meer dan een absurde droom.
Ik moet ineens denken aan mijn moeder die mij een paar dagen geleden vroeg of ik mij alleen wel vermaak en voel een mengeling van boosheid en onbegrip opborrelen. Waarom altijd die nadruk op mijn alleen-zijn? Het is niet alsof ik niemand heb om mee op vakantie te gaan; ik heb de hele zomer volgepland met vrienden, laat me lekker een paar dagen alleen zijn! Het hele relaas speelt zich voor de zoveelste keer in mijn hoofd af, eenmaal begonnen is het niet meer te stoppen. Er zit geen enkele nieuwe gedachte tussen.
Dan voel ik een mildheid in mij opkomen; de woede is een klein kindje en ik de vader die liefdevol toekijkt. Boos zijn op anderen is de makkelijkste manier om niet bij jezelf naar binnen te hoeven kijken. En achter de boosheid zie ik tot mijn verbazing wel degelijk eenzaamheid. Ja, ik geniet van mijn vrijheid, maar mis soms ook iemand om bij thuis te komen, om mijn diepste gevoelens mee te delen, om ’s avonds tegen aan te kruipen. Het is voor het eerst dat ik dit gevoel durf aan te kijken, hoe lang zit het daar al verscholen? Dan komt er een andere frustratie bovendrijven: iemand zadelde mij op met extra werk – nét voor de vakantie waar ik zo aan toe was. En nog voordat de denkbeeldige ruzie in mijn hoofd begint, zie ik het ware gezicht van de frustratie: een schreeuw om een beetje rust en ruimte in mijn leven. Dan is het hek van de dam; iedere frustratie van de laatste tijd passeert de revue.
Als ik uren later om mij heen kijk, besef ik dat de lucht een stuk zachter is geworden, om mij heen zie ik weer planten en vogels. Beneden mij ligt het land van de mensen. Fluitend zet ik de afdaling in.
Verschenen in Volzin nr. 9 - 2018